BelgiumGenderMulticulturalism

Het pad naar persoonlijke onafhankelijkheid

Badra Djait, een adviseur van Vlaams Minister van Inburgering Marino Keulen, is in Gent geboren en opgegroeid als een lid van de kleine en hechte Algerijnse gemeenschap daar. Hier, vertelt ze haar ervaring als een vrouw die leeft tussen twee culturen.

Read in English

Als Vlaamse van Algerijnse herkomst ben ik geboren en getogen als oudste dochter van zeven kinderen in België. Ik ben zowel Vlaams als Algerijns. Het verhaal begint bij de immigratie van mijn vader in de late jaren vijftig richting Frankrijk waar hij er terecht kwam als mijnwerker. Een paar jaren later besloot hij met vriend de brommer te nemen, de grens over te steken richting Gent in België. Hij werd er onthaald op het historische Sint-Baafsplein door de lokale autochtonen waar ze hem onmiddellijk uitnodigden op een plaatselijk huwelijksfeest. In deze tijd bestonden geen zogenaamde ‘allochtonen’, ‘vreemdelingen’, ‘migranten’ of ‘gastarbeiders’, termen of benamingen die ondertussen één voor één een negatieve connotatie hebben gekregen. Mijn vader was toen een exotisch curiosum. Een tijdje later kwam mijn moeder mijn vader vervoegen vanuit het ondertussen onafhankelijk verklaarde Algerije. En zo startte ons leven in België. Zes dochters en één zoon hebben mijn ouders groot gebracht.

Op school bleek al snel uit kleine situaties dat wij of zij soms ‘anders’ waren. Ik herinner mij hoe mijn zussen en ik onszelf in het ‘oranje’ inkleurden in tekeningen, terwijl de autochtone leerlingen dit in het ‘roze’ deden. Vreemd vonden we dit toen. Roos was toch de kleur van biggetjes. Wie wilde zich nu associëren met biggetjes? En was dit trouwens niet ‘haram’? We werden ook de ‘zwartjes’ of de ‘negertjes’ genoemd. Zagen ze het dan echt niet? We waren toch niet pikzwart, we hadden hoogstens een lichte teint. Deze typische verhalen horen we vandaag nog steeds van nieuwe immigranten. Ondanks het amusante van deze verhalen werden we ook geconfronteerd met minder aangename ervaringen. Ik denk aan de openbare bus die steevast voorbij reed toen hij mijn moeder en ons als kleine kinderen zag wachten aan de bushalte. Niet omdat wij ‘etnische kledij’ (lees: hoofddoek) droegen. Maar wel omdat we de verkeerde huidskleur hadden. Heeft dit ons leven fundamenteel bepaald? Neen, toch niet.

See also  Arab pride on the streets of Antwerp

Hoe ouder we werden, hoe strenger mijn zussen en ik werden opgevoed, en hoe meer onze vrijheid werd ingeperkt in vergelijking met onze autochtone vriendinnen. Dochters hoorden niet buiten te spelen en hoorden thuis mee te helpen, dochters gingen niet naar de bioscoop en ze hoorden niet met jongens te praten. Al snel werd het duidelijk dat er voor ‘islamitische’ meisjes in Europa twee keuzes waren om deze gegeerde vrijheid te bekomen: een huwelijk of studies. Dat vele islamitische jonge meisjes droomden van een huwelijk met de droomprins, bleek onder meer uit het gegeerde gespreksonderwerp ‘huwelijk’ – een item dat nauwelijks of nooit ter sprake kwam bij mijn autochtone vriendinnen. Maar dat bleek ook uit mijn ervaringen met mijn Algerijnse vriendinnen die mij steevast meesleurden naar één of andere bruidswinkel om bruidskledij voor de lol te passen. Het verwonderde mij dan ook niet, toen ik later in een krantenbericht las dat de plaatselijke bruidswinkels in een Antwerpse wijk waar veel islamitische meisjes woonden, besloten hadden dat elke klant die bruidsjurken wenste te passen, een bedrag diende te betalen. Dromen kon vanaf dan enkel tegen betaling!

Uiteraard heb ik gekozen om te studeren. Het aangaan van een studie leidde tot arbeid, en arbeid leidde tot financiële onafhankelijkheid wat op haar beurt uitmondde in de zo gegeerde vrijheid. ‘Zonder geld blijf je thuis en heb je buiten niets te zoeken’ was het motto. In mijn studies werd ik gesteund door mijn ouders. Zelf konden ze niet lezen en schrijven. En de kansen die ze niet kregen in het toenmalige gekoloniseerde Algerije, wilden ze nu wel geven aan hun kinderen. En zo kwam ik terecht in een katholieke meisjesschool, en groeide ik op in een omgeving waar het evident was dat je na uw schoolstudies verder ging studeren. Die keuze voor het verder studeren werd zelfs niet in vraag gesteld. België evolueerde bovendien naar een kennismaatschappij waar hoogopgeleiden de centrale rol gaan spelen in de globaliserende wereldeconomie. Het tijdperk van de nood aan laaggeschoolde arbeidskrachten is vandaag duidelijk voorbij en wordt uitbesteed aan lageloonlanden. En zo ging ik naar de universiteit waar ik een diploma ‘arabistiek en islamkunde’ en een diploma ‘sociale en culturele antropologie’ behaalde. Mijn liefde voor de Arabische taal en cultuur en de is trouwens daar ontstaan.

See also  Belgium and the integration placebo

Als afgestudeerde heb ik vrij snel werk gevonden. Belemmeringen in mijn zoektocht naar een job waren er niet, mijn huidskleur of herkomst heb ik niet als een obstakel ervaren.  Na een aantal jaren als onderzoekster aan de universiteit heb ik spontaan gesolliciteerd bij de pas aangestelde Vlaamse Minister Marino Keulen. Ik wilde niet alleen de problemen van mensen van vreemde herkomst vastleggen via wetenschappelijke analyses, ik wilde ook concreet iets doen op het terrein. Dit kon door zelf in het beleid in te stappen. Drie weken na het versturen van mijn sollicitatiebrief werd ik aangeworven als kabinetsadviseur van de minister.

By the way, ik ben niet aangeworven als zogenaamde excuus-truus. Mijn takenpakket is allesbehalve een lege doos, de opdrachten die met mijn job samengaan, geven mij de nodige verantwoordelijkheden. Dit zeg ik expliciet aangezien ik moet denken aan de ontmoetingen met mijn familie in België en Noord-Frankrijk (in Europa noem je iedereen die Algerijn is familie (walad al‘amm)). Als ik hen vertel over mijn job, reageren ze verbaasd en vertwijfeld. Ze gaan er bijna automatisch van uit dat ‘werkgevers’ racistisch zijn en dus nooit kansen willen geven aan mensen met een vreemde huidskleur. Wat mij telkens opvalt, is dat ze eerder geneigd zijn zich in een slachtofferrol te wentelen dan in eigen boezem te kijken en dus in eigen capaciteiten te geloven.

Wat zijn dan de randvoorwaarden om vooruit te komen? Geloven in uzelf en in uw eigen kwaliteiten. De negatieve ervaringen niet transponeren en toepassen op elk levensdomein, maar wel uit deze ervaringen leren. Zelf positief ingesteld zijn, maar ook durven uitgaan van de integriteit van de andere.

See also  Voices in the climate wilderness

Waarom ik mijn Algerijnse en Vlaamse identiteit goed met elkaar kan verzoenen? Ik denk voornamelijk omdat ik van de samenleving niet alleen kansen heb gekregen, maar vooral zelf opportuniteiten heb gecreërd. Elke stap is en blijft een individuele vrije keuze. Met andere woorden, het gouden pad uit het land van de Tovenaar van Oz dien je zelf in het leven te roepen.

Author

  • Badra Djait

    Badra Djait is an anthropologist and an Arabist and was the advisor to the former Flemish minister of integration, Marino Keulen.

    View all posts

For more insights

Sign up to receive the latest from The Chronikler

We don’t spam!

For more insights

Sign up to receive the latest from The Chronikler

We don’t spam!

Badra Djait

Badra Djait is an anthropologist and an Arabist and was the advisor to the former Flemish minister of integration, Marino Keulen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.

error

Enjoyed your visit? Please spread the word